ONTWIKKELING
Een van de eerste aktiviteiten van Fokker na de tweede wereldoorlog was het ontwikkelen van een nieuw lesvliegtuig voor de beginopleiding. Besloten werd tot het bouwen van een laagdekker met staartwiel, waarbij instructeur en leerling naast elkaar zouden zitten. Frits Diepen, eigenaar van een luchtvaarthandelsfirma, en de Nederlandse Luchtmacht (LSK) gingen al spoedig participeren in de ontwikkeling. Op 8 oktober 1946 bestelde Frits Diepen 100 exemplaren van het toestel, dat inmiddels de aanduiding S-11 'Instructor' had gekregen. Hij stelde zich de verkoop ervan als volgt voor : 10 voor de LSK, 10 voor de Militaire Luchtvaart (ML) in Indië, 10 voor de RLS en de resterende 70 voor de Internationale markt. In november werd de Lycoming O-435A van 190 pk als motor voor de S-11 gekozen. Daarna werd begonnen met de bouwtekeningen. Er werd een windtunnelmodel geconstrueerd en een mock-up van het romp/cockpit gedeelte. De romp zou de beproefde staalbuisconstructie krijgen en er werd gekozen voor een geheel metalen vleugel uit één stuk.
Begin december 1947 was de bouw van het eerste prototype, dat de
registratie PH-NBE had gekregen, gereed. Het
toestel werd per dekschuit van de Fokkerfabriek in Amsterdam-Noord naar Schiphol vervoerd,
waar Gerben Sonderman, de bekende invlieger van Fokker, er op 18 december 1947 de eerste
vlucht mee maakte. In januari 1948 werd met het testvliegprogramma begonnen en daarbij
kwam een ernstig euvel aan het licht. Wanneer in symmetrische vlucht een
richtingsroeruitslag werd gegeven, volgde een vrij felle duikbeweging. Dit werd niet
toelaatbaar geacht, zeker niet voor een lesvliegtuig. Daarom werden er van februari tot en
met juli 1948 54 testvluchten met de PH-NBE uitgevoerd, waarbij de
aërodynamische vorm telkens iets gewijzigd werd om te proberen de duikbeweging te elimineren. Wijzigingen
betroffen ondermeer het vliegen zonder schuifkap, met rugvin,
met een nieuwe kap, met een
vloeistuk achter de kap, met een verhoogd en daarna verlaagd stabilo, met een vergroot
kielvlak en met opstaande vleugeltips. Inmiddels was ook het tweede prototype, de PH-NBF,
gereed gekomen. Dit toestel maakte op 12 maart 1948 zijn eerste vlucht en werd meteen
daarop ingeschakeld bij de proefvluchten. Hierbij werd ondermeer gevlogen met
windvaantjes, gemonteerd op een raamwerk dat voor de staartvlakken was aangebracht, en met
een geheel gedemonteerde kap.
In de nazomer van 1948 werd het eerste prototype in de Fokkerfabriek te Amsterdam-Noord omgebouwd en in de herfst van dat jaar volgde het tweede prototype. Daarna begonnen een reeks demonstratie- en beproevingsvluchten voor verschillende luchtmachten. Helaas verongelukte de PH-NBF op 16 juni 1949 nabij het vliegveld Ljungbyhed in Zweden, tijdens een reeks beproevingsvluchten voor de Zweedse luchtmacht. De twee vliegers kwamen om. Het eerste prototype werd hierna gesloopt en de S-11 werd versterkt. Er werden uiteindelijk 101 S-11's door Fokker gebouwd, voor de luchtmachten van Nederland, Israel, Italië en Brazilië. De produktie liep tot eind 1953.